Drie jaar geleden berichtte ik het volgende: ‘Op de Internationale Dag tegen Homofobie en Transfobie plaatste IKEA een bericht op het interne forum waarin het bedrijf zijn eigen steunende positie ten opzichte van de LHBT-beweging bekend maakte. Een fraai en solidair standpunt zou je kunnen zeggen. Vervolgens reageerde de Poolse katholieke medewerker Tomasz K. op intranet dat de acceptatie en bevordering van homoseksualiteit of andere afwijkingen immoreel is en ondersteunde zijn woorden met citaten uit de Bijbel waarin relaties tussen mensen van hetzelfde geslacht als obsceen en immoreel werden verklaard.

De eerste tekst die hij gebruikte, luidt als volgt (Mattheüs 18:6):

Maar wie een van deze kleinen, die in Mij geloven, doet struikelen, het zou beter voor hem geweest zijn dat een molensteen aan zijn hals gehangen was en hij in de diepte van de zee gezonken was.

De tweede tekst komt uit het Oude Testament (Leviticus 20:13):

Wanneer een man met een andere man slaapt, zoals men met een vrouw slaapt, dan hebben zij beiden iets gruwelijks gedaan. Zij moeten zeker ter dood gebracht worden.

Het geval van de Poolse werknemer, die ontslagen werd, is eigenlijk een bevestiging van discriminatie van Christenen. Neem de Amerikaanse bakker die een homo taart weigerde te bakken. Of de Australische rugbyspeler Israel Folau. Hij werd ontslagen, nadat hij zich tegen de LHBT-waarden uitsprak via een Bijbeltekst op Instagram. Er is vervolgens 2 mln dollar voor hem via een crowdfunding opgehaald. Helaas is deze offline gehaald met als rede: ‘we accepteren geen aanmoediging tot discriminatie of uitsluiting’. En wie wordt hier eigenlijk gediscrimineerd? Nog een voorbeeld uit Polen waar de eigenaar van een drukkerij de LHBT-flyers weigerde te drukken en door de rechter schuldig aan discriminatie werd veroordeeld. De rechtbank verwarde, denk ik, de discriminatie met de vrijheid om diensten te mogen weigeren in het geval als deze de religieuze gevoelens van de verkoper kunnen benadelen.

De voormalige werknemer heeft een rechtszaak tegen IKEA aangespannen. Hij werd bijgestaan door de advocaten van het instituut Ordo Iuris, die vaker bij dit soort rechtszaken ondersteunen. Volgens het instituut Ordo Iuris was het besluit van IKEA in strijd met de Poolse grondwet, die het recht garandeert om religieuze overtuigingen te mogen uiten. Het besluit was ook in strijd met de Poolse arbeidswetgeving die discriminatie op grond van geloof en levensovertuiging verbiedt. De rechtbank heeft de eis van de advocaat ingewilligd. IKEA moet de ontslagen werknemer weer in dienst nemen.

Tegelijkertijd werd een ander proces wegens discriminatie tegen de HR-manager gevoerd die de werknemer heeft ontslagen. In februari dit jaar heeft Ordo Iuris deze rechtszaak verloren. Volgens de rechtbank waren er geen strafbare feiten gepleegd.