In de westerse media en op de westerse websites wordt er nauwelijks aandacht besteed of verteld over het lot van de Poolse kinderen in de Tweede Wereldoorlog. Daarom besloot ik dit artikel te schrijven. Het gaat over een doodskamp voor Poolse kinderen in Łódź.

Op 1 december 1942 werd er in de Poolse stad Łódź een kamp voor Poolse kinderen opgericht. Het kamp bevond zich in een apart gedeelte van het joodse getto in Łódź (Litzmannstadt Ghetto). Daar zaten ongeveer 12 duizend gevangen Poolse kinderen, van wie er slechts ongeveer 800-900 de oorlog overleefden. Door de uitputting en ziektes stierven heel veel kinderen zelfs nog na de bevrijding.

Op 11 december 1942 arriveerden de eerste gevangenen in Jugendverwahrlager. Het kamp functioneerde tot het einde van de Duitse bezetting, d.w.z. tot 19 januari 1945. Hij stond ook bekend als het kamp bij Przemysłowastraat (Gewerbestrasse) – naar de naam van de straat waar de hoofdingang zich bevond en die gebruikt werd als verzamelplein. Het kampterrein was omheind door een hoog hek gemaakt van planken en werd door de Duitse soldaten bewaakt. Het kamp werd ‘kleine Auschwitz‘ genoemd en was bedoeld voor gevangen in de leeftijd tussen 8 tot 16 jaar oud. Er gebeurde echter dat kindjes van twee jaar ook opgesloten werden.

Volgens de Duitse autoriteiten zou het kamp een detentiecentrum zijn voor Poolse jongeren die op kleine overtredingen waren betrapt, zoals diefstal, smokkel, handel op straat. Tevens voor weeskinderen wiens ouders door de Duitsers vermoord werden. De kinderen die zonder kaartje in de tram zaten of op straat bedelden werden in de praktijk daar ook opgesloten. De kinderen uit Poolse families die de Volkslist weigerden te ondertekenen, evenals jonge mensen die ervan verdacht werden mee te werken met de Poolse verzetsbeweging werden daar ook gevangengezet. Er kwamen daar niet alleen kinderen uit de stad Łódź, maar ook uit Poznań of andere steden, ook uit andere Poolse regio’s, zoals Silezië. Jongeren boven 16 jaar werden naar het kamp voor volwassenen gebracht.

In het kamp heersten er vreselijke omstandigheden. Eenmaal in het kamp kregen de kinderen een nummer en uniform toegewezen. Ze moesten tot 12 uur per dag werken. De jongens maakten stroschoenen, mandjes of riemen voor gasmaskers. De meisjes naaiden, wasten en hielpen in de keuken. De kinderen waren vies en hongerig. Ze kregen weinig eten, zoals droog brood of aardappelsoep. Ze waren vaak ziek. Ze werden met zweep geslagen. Ze woonden in barakken gemaakt van planken. De vloeren in deze barakken bevroren in de winter .

Op 18 januari 1945 vluchtten de Duitsers en lieten de poort van het kamp open. Sommige kinderen verlieten het kamp op zoek naar voedsel en hulp. De meesten bleven in het kamp. Deze bange, zieke en hongerige Poolse kindertjes werden op 19 januari 1945 door de Sovjets gevonden.

Na de oorlog werden verschillende bewakers uit het kamp berecht, zoals de wreedste beulen Edward August en Sydonia Bayer. Ze kregen doodstraf. Het laatste proces vond in 1974 plaats toen Eugenia Pol tot 25 jaar gevangenisstraf werd veroordeeld. Ze werd na 2 jaar vrijgelaten.

Meer dan 100 getuigen hebben tijdens het proces van Eugenia Pol getuigd, waaronder de vader van Urszula Kaczmarek, een 13-jarig meisje dat in dit kamp vermoord werd. Twee maanden voor haar dood in februari 1943 schreef Ula een brief aan haar familie in Poznań die als bijlage aan het procesdossier werd toegevoegd.
In deze brief schreef het meisje dat het goed gaat in het kamp. Ze vroeg om een pakketje met een beetje zeep en brood. Het meisje schreef niet de waarheid over haar leven in het kamp omdat ze niet wilde dat haar ouders zicht zorgen zouden maken.

De werkelijkheid was dat ze elke dag geslagen werd. Als straf kreeg ze geen eten omdat ze vanwege haar slechte gezondheid geen dagelijkse werkzaamheden in het kamp kon uitvoeren. Als gevolg van de blaasontsteking hield ze de urine niet vast dus ze werd nog meer gestraft. Volgens het strafsysteem kreeg ze van 25 tot 400 zweepslagen. Toen de gemartelde Ula een keer flauw viel, goot Eugenia Pohl emmers met koud water over haar heen. De wonden op haar lichaam gingen ontsteken en het meisje werd in de ziekenzaal geplaatst. Maar ze lag daar zonder enige medische hulp en ze stierf aan een infectie.

Eugenia Pol werd ook beschuldigd van dood op Tereska Jakubowska. Dit meisje kon ook haar urine niet vasthouden en als straf kreeg ze geen eten. Tereska stal brood uit de kantine. Tijdens het appèl tijdens de strenge winter van februari 1944 sloeg deze bewaakster dit uitgemergelde kind zo erg dat ze geen kracht meer had om op te staan. Toen kwam ze ook nog op het idee om van de ‘dievegge’ een ijspegel te maken. Ze goot twee emmers water op het meisje en liet haar in de kou liggen. Dit was te veel voor het lichaam van het meisje en ze stierf een maand later.

De getuigen spraken over deze gebeurtenissen tijdens het eerder genoemde proces – hun getuigenissen waren het enige bewijs in de zaak. Alle documenten van het kamp werden door de Duitsers vernietigd. Helaas kon de verdediging gemakkelijk de getuigenissen van deze mensen ondermijnen. Dat waren vaak zieke mensen met een psychische trauma waardoor ze in hun eigen verhaal konden verdwalen. Gevraagd naar meer details reageerden ze vaak geïrriteerd of verlieten de rechtszaal zonder toestemming van de rechter. Wat de advocaten eigenlijk niet zo erg vonden want de geloofwaardigheid van de getuigenverklaring was het sleutelwoord in dit proces.

Na verloop van tijd werd dit kamp vergeten. Bovendien werd het bestaan van dit kamp door de communistische autoriteiten ontkend. Het thema werd onder aandacht in 1965 gebracht dankzij de Poolse journalist Władysław Jażdżyński, daarna de voormalige gevangene Józef Witkowski die herinneringen in een boek heeft verzameld. In 1971 heeft de Poolse regisseur Zbigniew Chmielewski dit onderwerp in de film ‘Twarz Anioła‘ (‘Het Gezicht van de Engel’) behandeld.