Het is een chaotisch, angstaanjagend en tegelijkertijd heroïsch tafereel. Ridders in blinkende harnassen worden neergehaald door boogschutters. Banieren wapperen, paarden steigeren, en in het middelpunt van de strijd zie je twee leiders: de Poolse koning Władysław Jagiełło en zijn neef, de heldhaftige groothertog Vytautas. Dit is “De Slag bij Grunwald”, het meesterwerk van Jan Matejko. Maar dit schilderij is meer dan kunst; het is de ziel van een natie, geschilderd in 1878, op een moment dat Polen van de kaart was gewist. Waarom keerde een kunstenaar terug naar een veldslag van bijna vijf eeuwen eerder?

Omdat 15 juli 1410 geen gewone datum is. Op de velden tussen Grunwald en Łodwigowo beslisten Polen en Litouwers niet alleen over hun eigen lot, maar schreven ze ook een nieuw hoofdstuk in de Europese geschiedenis. De triomf van het Pools-Litouwse leger over de onoverwinnelijk geachte Duitse Orde was een kantelpunt dat de gouden eeuw van het Pools-Litouwse Gemenebest inluidde.

In dit artikel ga ik dieper in op deze historische dag. Ik kijk niet alleen naar de slag zelf, maar vooral naar de opvallende tegenstelling die Grunwald nog steeds zo belangrijk maakt. Hoe kon zo’n grote overwinning tegelijkertijd zoveel kansen missen? En hoe kon deze slag zowel een groot, veelvolkerig rijk laten ontstaan, als onbedoeld het begin zijn van haar latere ondergang? Waarom bleef de slag zo lang nazinderen, tot in de 20e eeuw en zelfs nu nog? Het antwoord is verrassender dan het beroemde schilderij van Jan Matejko doet vermoeden.

Welkom bij de slag die een land en Europa definieerde.

Het verloop van de Slag bij Grunwald (15 juli 1410): Een chaos van stalen en strategie

Jagiełllo en Vytautas wonnen door de superieure charge van de Duitse ridders te absorberen, hun kracht te laten verspillen, en vervolgens met frisse reserves de beslissende tegenaanval te lanceren. Het was een meesterwerk van strategisch geduld en flexibiliteit tegenover brute kracht en discipline. De chaos op het schilderij van Matejko weerspiegelt dus de werkelijkheid: een draaikolk van gevechten waarin de superieure grote-strategie van de Poolse koning uiteindelijk zegevierde.

De opstelling: een stalen muur tegen een flexibele linie

De Duitse Orde (onder Grootmeester Ulrich von Jungingen) stelde zich op in een klassieke, diepe formatie op een smal front tussen twee bossen. Het was een “stalen muur” van zwaar gepantserde ridders, in twee gelederen. De beste eenheden stonden in het centrum, recht tegenover de Poolse troepen.

Het Pools-Litouwse Leger (onder Koning Władysław Jagiełło en Groothertog Vytautas) nam een veel bredere, langgerekte opstelling in. De linkerflank bestond uit Litouwse, Roetheense en Tataarse lichte cavalerie onder Vytautas. De rechterflank en het centrum werden gevormd door de zware Poolse cavalerie en huursoldaten. Hun formatie was flexibeler.

De opening: artillerie, pijlen en een list

De slag begon niet met een massale charge, zoals vaak wordt gedacht. De Orde opende met twee kanonschoten, maar die waren grotendeels ineffectief door een korte regenbui die het kruit vochtig maakte. Vytautas’ cavalerie op de linkerflank opende de aanval, maar botste op de onwrikbare Duitse linie. Na een felle strijd gaf de lichtere Litouwse cavalerie schijnbaar toe aan de druk en vluchtte het bos in. Dit werd lange tijd gezien als echte paniek, maar wordt nu vaak gezien als een bewuste tactische terugtrekking om de Duitse ridders uit hun positie te lokken.

Het kantelpunt: een fatale zijdelingse aanval

De Duitse ridders op de rechterflank, opgejaagd door de ogenschijnlijk vluchtende Litouwers, braken hun formatie en zetten de achtervolging in. Dit was de cruciale fout. Ondertussen woedde op de rest van het slagveld een man-tegen-man gevecht. De Poolse flanken hielden stand, maar leden zware verliezen. De teruggetrokken Litouwers hergroepeerden zich en keerden terug naar het slagveld.

Het beslissende moment kwam toen koning Jagiełllo zijn reserves inzette. Vers, onaangetaste Poolse en Litouwse eenheden vielen de nu overbelaste en verspreide Duitse linie in de flank en van opzij aan. De slag veranderde van een frontale botsing in een omsingelingsslag.

De val van de grootmeester

De gevechtslinie van de Orde brak volledig. Grootmeester Ulrich von Jungingen probeerde wanhopig het tij te keren door zijn laatste reserve in een charge recht op het Poolse commando-centrum (waar de koning zich bevond) te leiden. De charge werd gestopt door de koninklijke lijfwacht en de reserves. Von Jungingen werd omsingeld en gedood. Zijn dood betekende het definitieve morele en operationele einde.

Totale overwinning

De Polen en Litouwers hadden een volledige overwinning behaald. De hoogste leiders en honderden ridders van de Duitse Orde waren gesneuveld. Toch besloten ze niet meteen door te lopen naar de lege hoofdstad van de vijand, Marienburg. In plaats daarvan bleven ze eerst bij het slagveld en vielen de vesting later pas aan. Dit uitstel zou later een van de belangrijkste beslissingen uit de Poolse geschiedenis blijken

Invloed op de geschiedenis van Polen – hoe één slag de Poolse ziel vormde

Een slag is meer dan één dag vechten. Het is een gebeurtenis die, als een steen in het water, golven van gevolgen kan hebben die eeuwen later nog voelbaar zijn. Voor Polen is de Slag bij Grunwald (1410) hét perfecte voorbeeld. Het was niet alleen een gewonnen veldslag. Het werd het belangrijkste verhaal waar Polen trots op is. Maar ook, ironisch genoeg, het begin van problemen die veel later tot een ramp zouden leiden.

De directe gevolgen – het breken van de macht van de Duitse Orde, de bevestiging van de Pools-Litouwse Unie – zijn bekend. Maar de werkelijke invloed van Grunwald op Polen reikt veel verder. Deze invloed was op de volgende niveaus voelbaar:

De Staat: De slag maakte Polen en Litouwen tot één sterke, grote staat met veel verschillende volken. Maar doordat ze hun verslagen vijand niet helemaal wegvaagden, lieten ze dezelfde vijand later toe om hun staat te vernietigen.

De Adel en de Vrijheid: De overwinning gaf de Poolse adel heel veel macht. Hierdoor kregen gewone edellieden veel vrijheid, maar de regering werd zo zwak dat het land later geen sterke beslissingen meer kon nemen.

Het Symbool: Toen Polen eeuwen later niet meer bestond (tijdens de delingen), werd het verhaal van Grunwald het allerbelangrijkste symbool voor Polen. Schrijvers (‘De Ridders van het Kruis’ bij Henryk Sienkiewicz, 1900) en schilders (‘Bitwa po Grunwaldem’ Jan Matejko, 1878) gebruikten het om hoop en trots te geven. Het werd een verhaal om bij elkaar te blijven en voor het vaderland te vechten, zelfs als er geen eigen land meer was.

Een geknakte, maar niet gebroken orde

De Duitse Orde verloor haar kracht om uit te breiden in Oost-Europa. De macht kwam nu in handen van het verenigde Polen en Litouwen. Hierdoor werd de Duitse invloed in het Baltisch gebied minder sterk, en werd de invloed van de Slaven en Litouwers juist groter. Deze slag bepaalde voor een groot deel waar de grens tussen deze werelden zou komen te liggen.

Koning Jagiełło en groothertog Vytautas maakten hun enorme overwinning echter niet af. Ze aarzelden om meteen door te rijden naar de hoofdstad van de vijand, Marienburg. Daardoor kreeg de Duitse Orde tijd om weer op krachten te komen. De vrede – Vrede van Thorn (1411) – die daarna gesloten werd, was voor zo’n grote overwinning erg zacht. Polen-Litouwen kreeg wel geld, maar weinig extra grondgebied. Het hart van de Duitse Orde bleef dus bestaan.

Omdat de Duitse Orde niet helemaal werd weggevaagd, bleef het een vijand aan de noordgrens. Weliswaar een zwakkere vijand, maar nog altijd een bedreiging. Dit leidde tot meer oorlogen in de eeuwen die volgden (zoals de Hongeroorlog en de Dertienjarige Oorlog). Al die oorlogen kostten Polen enorm veel geld en mankracht. Die middelen hadden ze ook voor andere zaken kunnen gebruiken. Het land bleef maar bezig met de dreiging uit het noorden. Daardoor had het misschien te weinig oog voor gevaren die uit andere richtingen kwamen.

Het echte einde kwam pas vijftig jaar later, na de Dertienjarige Oorlog. In die oorlog vocht de Duitse Orde tegen de Pruisische Bond, die hulp kreeg van de Poolse koning. De vrede die hierna kwam, was eindelijk een echte afrekening. West-Pruisen (met de belangrijke stad Gdańsk) ging nu bij Polen horen. De resterende Duitse Orde werd een onderdaan van de Poolse koning. Deze uiteindelijke overwinning was alleen mogelijk geworden door de slag bij Grunwald. Die had de Duitse Orde namelijk een klap gegeven waar ze nooit meer helemaal van herstelde.

Invloed op de Europese geschiedenis

De geboorte van een monster

De echo van Grunwald klonk ver buiten de Poolse grenzen. De belangrijkste en meest paradoxale erfgenaam van de slag was niet Polen, maar de entiteit die eruit voortkwam: Pruisen.

Hoe is de staat Pruisen ontstaan?

De Duitse Orde kwam de klap van Grunwald nooit meer te boven. In 1525, gedwongen door de opkomst van het protestantisme en de macht van de Poolse koning, maakte de laatste leider van de Orde, Albrecht von Hohenzollern, een rigoureuze keuze. Hij ontbond de ridderorde en veranderde het overgebleven gebied in een normaal, protestants hertogdom: het Hertogdom Pruisen. Dit nieuwe hertogdom moest wel de Poolse koning als heer erkennen.

Het nieuwe hertogdom Pruisen hield de strenge, militaire manier van besturen van de oude ridderorde. In 1618 kwam het hertogdom, door familie-erfenis, in handen van de Hohenzollerns. Deze familie regeerde ook over een groot Duits gebied: Brandenburg. Zo ontstond er een nieuwe, gecombineerde staat: Brandenburg-Pruisen. Dit maakte de familie heel machtig. Het was een potentieel gevaarlijke situatie, ook al had de staat een vreemde status: het westelijke deel (Brandenburg) hoorde bij het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie terwijl het oostelijke deel (Pruisen) nog steeds ondergeschikt was aan de Poolse koning.

In de late 17e eeuw werd Polen zwakker, onder andere door een grote oorlog met Zweden (de ‘Zweedse Zondvloed’). De ambitieuze Duitse vorst Frederik III van Brandenburg zag zijn kans. In 1701 kroonde hij zichzelf tot koning in Pruisen (en later van Pruisen). De andere grote Europese machten vonden het goed, want ze hoefden zich geen zorgen meer om een sterk Polen te maken. Voor het eerst sinds de slag bij Grunwald was er dus weer een volledig onafhankelijke Pruisische staat. De politieke band was doorgesneden. Polen kon niets meer eisen of bevelen.

Het was juist het overleven van de Duitse Orde na Grunwald dat de structuur schiep waaruit dit nieuwe, agressieve koninkrijk kon groeien.
Hoe gevaarlijk was Pruisen voor Polen en andere staten?

Pruisen werd de best georganiseerde en meest oorlogszuchtige militaire macht van Europa. Het was een gevaarlijk nieuw soort staat, die als hoofddoel had: steeds verder uitbreiden. Alles in het land – het bestuur, de economie, de samenleving – stond in dienst van het leger.

Gevaar voor Polen

Pruisen was de drijvende kracht achter de drie delingen van Polen (1772, 1793, 1795). Het was Pruisen dat, in samenwerking met Rusland en Oostenrijk, voorstelde om een soevereine staat gewoon van de kaart te vegen. Het annexeerde grote delen van westelijk en centraal Polen, waaronder Gdańsk en Warschau. Polen werd letterlijk opgegeten door de staat wiens voorloper het bij Grunwald had kunnen vernietigen. Het Pruisische bestuur voerde een actieve germaniseringspolitiek in de geannexeerde gebieden, gericht op het uitwissen van de Poolse identiteit.

Gevaar voor andere landen in Europa

Pruisen was niet zomaar een staat die oorlog voerde; oorlogvoering was zijn staatsdoel en belangrijkste bestaansrecht. Elk conflict diende om grondgebied te vergroten, macht te tonen of een rivaal uit te schakelen.

De vormende Fase van Pruisen (17e – Vroege 18e Eeuw)

– De Zweeds-Poolse Oorlogen (o.a. 1655-1660, “De Zondvloed”): Hoewel het hertogdom Pruisen op dat moment nog ondergeschikt was aan Polen, gedroeg het zich onbetrouwbaar en op zoek naar eigen voordeel. Het wist uit de chaos zijn eigen onafhankelijkheid te vergroten.

– De Grote Noordse Oorlog (1700-1721): Het nieuwe Koninkrijk Pruisen (sinds 1701) mengde zich op een sluwe manier in deze oorlog. Niet om grote veldslagen uit te vechten, maar om via onderhandelingen en listigheden waardevol land in handen te krijgen. Het lukte: Pruisen veroverde het Zweedse deel van Pommeren. Hierdoor kreeg het een veel betere verbinding met de Oostzee, wat belangrijk was voor handel en macht.

De Opkomst onder Frederik de Grote (1740-1786) – Het Tijdperk van de “Preventieve Oorlog”

De Eerste Silezische Oorlog (1740-1742): Binnen een paar weken na zijn troonsbestijging viel de 28-jarige Frederik de Grote het rijke gebied Silezië binnen. Het gebied hoorde bij Oostenrijk. Hij had hier geen enkel geldig excuus voor – het was een roofoverval met een leger. Pruisen won en pikte Silezië in. Pure agressie.

De Tweede Silezische Oorlog (1744-1745): Oostenrijk probeerde Silezië terug te winnen. Pruisen wist de oorlog echter opnieuw in zijn voordeel te eindigen en hield Silezië. Dit veranderde alles: de financiën van Pruisen werden gezond en het prestige van de staat groeide enorm.

De Zevenjarige Oorlog (1756-1763): Dit was Frederiks grootste test, die bijna zijn einde werd. Bijna alle grote landen van Europa (Oostenrijk, Rusland, Frankrijk, Zweden) sloten een verbond tegen Pruisen. Frederik sloeg als eerste toe, omdat hij bang was omsingeld te raken. De oorlog draaide bijna desastreus voor Pruisen; het werd bijna vernietigd. Het werd gered door een groot geluk: het “Wonder van het Huis Brandenburg”, waarbij de Russische tsarina plotseling overleed en Rusland zich terugtrok. Pruisen kwam uitgeput maar overeind uit de strijd. Het hield al zijn gebied, waaronder Silezië. Het toonde daarmee zijn enorme militaire kracht en veerkracht, zelfs tegen een veel grotere vijand.

De Napoleontische Oorlogen en Heropleving (Eind 18e – 19e Eeuw)

– Pruisen leed een verpletterende en vernederende nederlaag tegen Napoleon in de Slag bij Jena-Auerstedt (1806), wat bijna het einde van de staat betekende.

De Bevrijdingsoorlogen (1813-1815): Het hervormde, moderne Pruisen had een beslissend aandeel in het verslaan van Napoleon. Zo vocht het mee in de grote veldslag bij Leipzig in 1813. Als dank hiervoor kreeg Pruisen op het vredescongres in Wenen twee rijke Duitse gebieden: het Rijnland en Westfalen. Dit was een enorme prijs. Deze gebieden waren vol met steenkool en ijzer, wat de Pruisische industrie een enorme boost gaf. Hierdoor werd Pruisen niet alleen een sterke staat in het oosten, maar ook een geduchte macht in het hart van West-Europa.

De Eenwordingsoorlogen (1864-1871) – Pruisen Schept Duitsland

De Duits-Deense Oorlog (1864): Pruisen versloeg Denemarken en annexeerde Sleeswijk-Holstein.

De Duits-Oostenrijkse Oorlog (1866): In zeven weken versloeg Pruisen zijn rivaal Oostenrijk in de Slag bij Königgrätz. Oostenrijk werd uit de Duitse Bond gestoten. Pruisen annexeerde Hannover en andere staten, en richtte de Noord-Duitse Bond op onder zijn leiding.

De Frans-Pruisische Oorlog (1870-1871): Pruisen lokte een oorlog met Frankrijk uit en behaalde een verpletterende overwinning (o.a. bij Sedan). Het resultaat was de oprichting van het Duitse Keizerrijk (1871), met de koning van Pruisen als Duitse keizer. Pruisen had nu Duitsland gecreëerd in zijn eigen, militaristische beeld.

Deze chronologie is meer dan een lijst van data. Het toont het fundamentele DNA van de Pruisische staat. Oorlog was de eerste optie. Voor Pruisen was oorlog geen laatste redmiddel, maar een primaire en geaccepteerde tool voor buitenlands beleid. De inval in Silezië was geen reactie, maar een koude, berekende machtsgreep. Van Frederik de Grote tot Bismarck vocht Pruisen korte, beslissende oorlogen (“Blitzkriege” voor de term bestond), gedreven door perfecte planning en een superieur beroepsofficierskorps.

Conclusie

De Slag bij Grunwald was meer dan een overwinning op één dag in juli in 1410. Het was een gebeurtenis waarvan de gevolgen eeuwen later nog steeds te merken waren.

Wat als het leger toen wél meteen door was gegaan naar de vijandelijke hoofdstad? 

Die vraag maakt van Grunwald een overwinning, een gemiste kans en een les voor altijd.