Tussen de loopgraven van de twintigste eeuw waart een spook door de Duitse geschiedenis: het idee van ‘Mitteleuropa’. Was dit slechts een geografische aanduiding? Of een economische blauwdruk? Het antwoord is: het was een cultureel verlangen dat gedurende jaren in een geopolitiek project veranderde. Het begon als een droom van dichters en filosofen over een organische, Duitse cultuurruimte in het hart van het continent, maar evolueerde tot een machtig instrument in de handen van keizers, industriëlen en ideologen.
In dit blog onderzoek ik deze metamorphose van dit veelzijdige en omstreden concept. Ik volg haar oorsprong in de Duitse Romantiek, haar politieke rijping tot een centraal oorlogsdoel tijdens de Eerste Wereldoorlog, en haar uiteindelijke, monsterachtige vervorming in de raciale Lebensraum-ideologie van het naziregime. Daarmee ontvouwt ‘Mitteleuropa’ zich als de Duitse drang naar hegemonie, als de Duitse imperialistische ambitie: van een economische integratie naar gewelddadige overheersing.
Hoe de Duitse Romantiek het concept vorm gaf
Het concept van een door Duitsland geleide culturele en politieke invloedssfeer in Midden-Europa heeft sterke wortels in de Duitse Romantiek (eind 18e – begin 19e eeuw). Het was toen echter nog geen geopolitiek plan, maar eerder een cultureel-filosofisch en historisch idee.
Deze intellectuele reactie is niet zomaar ontstaan. Ze was mede een antwoord op de pijnlijke politieke realiteit van een versnipperd Duitsland door de militaire vernedering van Napoleon toen hij de Pruisische en Oostenrijkse legers vernietigend versloeg, bijv. bij Jena en Auerstedt in 1806. Bovendien forceerde Napoleon in 1806 de laatste keizer, Franz II, om af te treden. Hiermee verdween de millennium-oude, sacrale politieke structuur waar Duitsland zijn identiteit aan ontleende. Dit werd gevoeld als de moord op het vaderland.
Daarnaast ‘exporteerde’ Napoleon de Franse waarden: Liberté, Égalité, Fraternité en de Code Civil als universele waarden voor alle volkeren. De opgelegde, universele Franse waarden bedreigden de Duitse organische identiteit. Een dubbele vernedering dus.
Dit cultureel-filosofisch en historisch idee werd gevormd door drie samenhangende bouwstenen: organisch denken, de mythe van het Heilige Roomse Rijk, en taal & Volksgeist als bindmiddel. Deze drie elementen bespreek ik één voor één.
Essentie van organisch denken
Het organisch denken van de Duitse Romantici vormde een radicale breuk met de Verlichting. Waar de Verlichtingsfilosofen de wereld als een machine zagen die volgens universele, wiskundige wetten functioneerde, beschouwden de Romantici de werkelijkheid als een levend organisme, dat groeit, evolueert en is vol van een innerlijke levenskracht – Lebenskraft.
De Duitse romantici zagen de wereld als één groot, levend geheel, zoals een lichaam. Alles was met elkaar verbonden: cultuur, geloof, politiek en de natuur. Je kon het niet in losse onderdelen bestuderen, want dan verloor je de “ziel” van het geheel. Ze dachten ook dat volkeren en landen net levende wezens waren: ze werden geboren, groeiden, bloeiden en gingen uiteindelijk dood. Daarom waren ze zo geïnteresseerd in geschiedenis, vooral de Middeleeuwen. Die zagen zij niet als een donkere tijd, maar als een periode waarin alles nog in natuurlijke harmonie was.
Het organische denken als antwoord op politieke fragmentatie
De Romantici zeiden: “De Duitse natie is in haar hart al één.” Ze voelden zich verbonden door dezelfde taal, geschiedenis en volksziel (Volksgeist). De politieke verdeeldheid – het feit dat er honderden aparte Duitse staatjes waren – vonden ze daarom onnatuurlijk. Het was alsof een levend lichaam in stukken was gesneden.
Dit idee was juist zo sterk omdat het de politieke realiteit weerspiegelde. Tussen 1790 en 1830 bestond Duitsland uit een lappendeken van ongeveer 300 kleine landjes. Omdat er geen eenheid was, grepen denkers naar het idee van een culturele eenheid. Dit legde de mentale basis voor de latere politieke eenwording: eerst waren de Duitsers één in hun hoofd en hart, daarna moest de staat volgen.
Het organische denken gaf antwoord op de vraag “Wat is Duitsland?” toen er nog geen Duitsland bestond. Het idee was: de Duitse natie is een levend wezen, zoals een plant. Het groeide al, maar moest nog zijn uiteindelijke politieke vorm krijgen (zoals een zaadje dat een boom wordt). Dit idee bereidde de weg voor de Duitse eenwording in 1871 onder Pruisische leiding. Maar het was ook gevaarlijk. Het voedde óók het verlangen naar een veel groter, door cultuur gedefinieerd Midden-Europa – een nieuw Heilig Roomse Rijk onder Duitse leiding. Dit verlangen zou later, in de 20e eeuw, het agressieve Mitteleuropa-project worden.
De mythe van het Heilige Roomse Rijk
De Romantici koesterden een mooi, geromantiseerd beeld van het Heilige Roomse Rijk. Hun droom had wel een echt historisch beginpunt: de kroning van de Duitse koning tot keizer door de paus. Voor hen was die kroning veel meer dan een oud ritueel. Het was het bewijs dat Duitsland een goddelijke opdracht had om een grote, natuurlijke wereldorde te leiden. Om te snappen waarom zij hier zo’n grote mythe van maakten, moeten we terug naar het moment dat die traditie startte.
Otto I de Grote (gekroond in 962) wordt algemeen gezien als de grondlegger van het Heilige Roomse Rijk. Hij was al koning van Duitsland (Oost-Francië) en versloeg de Hongaren, waarmee hij de redder van het christelijke Europa werd. In 962 kroonde paus Johannes XII hem in Rome tot keizer. Dit wordt beschouwd als de “herleving” (renovatio imperii) van het keizerrijk van Karel de Grote, en het begin van een bijna ononderbroken lijn van Roomse keizers uit het Duitse rijk.
Het mechanisme was als volgt:
-> een man werd eerst door de Duitse vorsten gekozen tot “Koning der Romeinen” (Rex Romanorum)
-> deze koning reisde vervolgens naar Rome om door de paus tot “Keizer der Romeinen” (Imperator Romanorum) te worden gekroond.
Deze kroning bevestigde zijn wereldlijke gezag over het rijk en zijn rol als beschermheer van de Kerk.
De kroning van Otto I in 962 is het cruciale begin. Hiermee werd de Duitse koning voor het eerst keizer, gekroond door de paus. Dit gaf het Duitse koningschap een goddelijk en universeel gezag. Dit historische feit was later het basismateriaal voor de Romantische mythe. Zij gebruikten het als bewijs dat het Duitse Rijk een door God gewilde, natuurlijke eenheid was, die door Duitsland moest worden geleid.
Hierdoor was het Heilige Roomse Rijk geen gewone staat, maar een universele christelijke wereldorde, geleid door een Duitse vorst. Het ging niet over Duitsland als land, maar over een groot, grensoverschrijdend rijk dat het hele christendom moest beschermen en besturen.
Taal & Volksgeist als bindmiddel
Als het organische denken het lichaam van de natie beschreef en de mythe van het Heilige Roomse Rijk haar historische gewaad was, dan waren taal en Volksgeist haar ziel en karakter. Dit was het derde, cruciale element dat de Duitse Romantische visie concreet en cultureel invulbaar maakte.
Voor de Romantici was taal veel meer dan een communicatiemiddel. Het was de ziel van een volk – het liet hun diepste gevoelens en hun hele manier van denken zien. De grens van de natie werd niet bepaald door politieke grenzen, maar door taalgrenzen. Iedereen die Duits sprak – of hij nu in Pruisen, Bohemen, Zwitserland of aan de Wolga woonde – hoorde bij de Duitse Kulturnation (cultuurnatie). Dit maakte het idee ruim (voor alle Duitssprekenden) maar ook beperkend (voor niet-Duitssprekenden in Duitsland, zoals Polen).
Johann Gottfried Herder (1744-1803) was de belangrijkste denker hier. Hij stelde dat elke taal zijn eigen, unieke manier heeft om de wereld te zien en te voelen. De Duitse taal werd door hem gezien als bijzonder diep, filosofisch rijk en geschikt voor poëzie en filosofie.
Hij creëerde het kernbegrip: de Volksgeist (volksgeest). Dit is de unieke, collectieve “ziel” of persoonlijkheid van een volk. Het ontstaat door eeuwen van gedeelde geschiedenis, hetzelfde landschap, mythen en gebruiken. Het is geen keuze; je wordt ermee geboren en het vormt je. Je ziet de Volksgeist niet in wetten, maar in volkscultuur: sprookjes, legendes, volksliedjes, dansen en oude tradities. De Romantici gingen hier actief naar op zoek om de Duitse identiteit te bewijzen. De gebroeders Grimm verzamelden niet zomaar sprookjes. Zij zochten naar de pure, “natuurlijke wijsheid” van het gewone volk, waarin volgens hen de echte Duitse geest verborgen lag.
Culturele claim op Midden-Europa
Dit denken was niet alleen theorie. Het legde een cultureel eigendomsrecht op Midden-Europa vast, dat later een politiek actieplan zou worden. Uit de ideeën over taal en volksgeest kwamen drie gevaarlijke gevolgen die het Mitteleuropa-project in de 20e zouden aanjagen.
Het rechtvaardigde Duitse culturele leiderschap
Omdat de Duitse taal en cultuur volgens hen zo diep en verfijnd waren, vonden ze het vanzelfsprekend dat Duitsers een beschavende taak hadden in Midden- en Oost-Europa. Daar leefden immers “minder ontwikkelde” Slavische volken die, in hun ogen, door de Duitsers geleid moesten worden
Het creëerde een taak voor de staat
Een toekomstige Duitse staat moest meer zijn dan een regering. Hij moest de natuurlijke beschermer en spreekbuis zijn van de unieke Duitse volksgeest. Een verenigd Duitsland zou daarom geen kunstmatige creatie zijn. Het zou de politieke geboorte zijn van iets dat cultureel al eeuwen bestond.
Het was flexibel en expansionistisch
Omdat de natie werd gedefinieerd door taal en geest, en niet door vaste grenzen, kon het idee van de Duitse invloedssfeer gemakkelijk meegroeien. Gebieden met Duitse minderheden of historische Duitse culturele invloed (zoals delen van Bohemen of de Baltische staten) konden zo worden geclaimd als “organisch” onderdeel van de Duitse ruimte.
Dit was de perfecte culturele voorbereiding op het latere Mitteleuropa-project.
Late 19e eeuw: van cultuur naar machtpolitiek (Realpolitik)
Na de periode van het Duitse Romantisme (eind 18e/begin 19e eeuw) onderging het concept “Mitteleuropa” een opmerkelijke en vaak sinistere transformatie. Het evolueerde van een cultureel-filosofisch ideaal naar een concrete politieke en economische agenda, en uiteindelijk naar een radicaal-racistische ideologie.
Na de eenwording van Duitsland in 1871 veranderde het romantische Mitteleuropa-idee. Het was niet langer een droom van dichters. Het werd nu tot leven gebracht door een sterke, nieuwe Duitse staat. Dit Keizerrijk maakte van de vage culturele wens een concreet plan, met drie belangrijke wapens:
1. Pan-Germanisme (politieke eenheid van alle Duitsers)
2. Economische overmacht (controle via handel en geld)
3. Geopolitiek denken (het idee dat staten moeten uitbreiden om te overleven)
Deze drie instrumenten samen vormden het politieke recept voor het Mitteleuropa-project van de 20e eeuw.
Laten we ze één voor één omschrijven.
Pan-Germanisme (Alldeutschtum)
Nationalistische groepen wilden alle Duitssprekenden verenigen in één staat. Ook die in Oostenrijk, Zwitserland en… de Baltische staten.Dat laatste is vreemd. In de Baltische staten sprak bijna niemand Duits. Waarom wilden ze die dan toch? Het antwoord ligt bij een kleine maar invloedrijke groep: de Baltische Duitsers. Dit was een Duitse elite die daar al eeuwen de dienst uitmaakte. Voor de nationalisten hoorden zij, en dus hun woongebied, bij het grote Duitse rijk
Economische penetratie
Als wereldmacht zocht het industriële Duitse Rijk naar afzetmarkten en grondstoffen. Het gebruikte handelsverdragen, grote leningen en de aanleg van spoorlijnen om een informeel, maar sterk invloedsgebied te creëren in Oost-Europa en het Midden-Oosten. Dit was Mitteleuropa in de praktijk: een netwerk van economische afhankelijkheid dat de latere politieke eenheid moest voorbereiden en mogelijk maken.
Geopolitiek denken
Het geopolitiek denken gaf het romantische wereldbeeld een ‘wetenschappelijk’ sausje. Denkers zoals Friedrich Ratzel zeiden: staten zijn levende wezens, zoals planten of dieren. Net als die wezens moeten staten vechten om leefruimte (Lebensraum) om te kunnen groeien. Voor een groot, centraal land als Duitsland was uitbreiding in Midden-Europa dus geen keuze, maar een natuurwet. Dit ‘wetenschappelijke‘ noodlot maakte het streven naar Mitteleuropa rechtvaardig: het was een biologische noodzaak die je niet kon tegenhouden.
De samenhang van deze drie mechanismen is als volgt:
het Pan-Germanisme definieerde wie erbij hoorden (alle Duitsers)
de Economische Penetratie was hoe je het voor elkaar kreeg (via geld en handel)
de Geopolitiek legde uit waarom het moest gebeuren (natuurwettelijke noodzaak tot expansie)
Samen vormden ze het politieke recept voor het “Mitteleuropa”-project van de 20e eeuw.
Eerste Wereldoorlog: het concept wordt oorlogsdoel (1914-1918)
Tijdens de Eerste Wereldoorlog liet het Mitteleuropa-ideaal zijn ware gezicht zien. Het was geen culturele droom meer, maar een plan om Europa te overheersen. Het werd nu het duidelijke doel van de Duitse leiders. Ze wilden de kaart van Europa voorgoed veranderen. Hiervoor dienden tween plannen.
Het Actieplan: Het Septemberprogramma (1914)
Het geheime Septemberprogramma van kanselier Bethmann Hollweg onthulde de volledige omvang van de Duitse ambities:
Westen:
Frankrijk moest klein en zwak worden.
België zou een Duitse vazalstaat worden. Het zou zijn koloniën aan Duitsland geven, Duitse troepen op zijn grondgebied toelaten, en zijn economie aan die van Duitsland binden.
Oosten:
Rusland moest worden teruggedrongen.
Duitsland wilde een riem van marionettenstaten tussen zichzelf en Rusland creëren. Dit zouden nieuwe of uitgebreide landen zijn, zoals een door Duitsland gecontroleerd Polen en de Baltische staten. Deze landen zouden twee taken krijgen: economisch afhankelijk zijn van Duitsland en als beschermende muur tegen Rusland dienen. Oekraïne was ook een cruciaal en zeer vroeg voorbeeld in dit plan. Het Duitse Rijk creëerde in 1918, via de Vrede van Brest-Litovsk, precies zo’n marionettenstaat in Oekraïne (zie onder).
Economische Hegemonie
Dit was het belangrijkste doel. Duitsland wilde een “Midden-Europese Economische Unie” (Mitteleuropa). Deze unie zou bestaan uit: Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, Frankrijk, België, Nederland, Denemarken, Polen, en mogelijk Italië en Zweden. Het zou geen gelijkwaardige club zijn. Duitsland zou de baas zijn. De andere landen zouden verplicht worden om handel met Duitsland te drijven, volgens Duitse regels. Een reusachtige, zelfvoorzienende economische zone onder Duitse leiding die genoeg macht had om de wereldmachten Groot-Brittannië, Rusland en de VS te trotseren. Lidmaatschap was niet vrijwillig, maar een kwestie van politieke en militaire dwang.
Koloniën: Duitsland wilde een groot koloniaal rijk
n Centraal-Afrika wilde het een enorm, aaneengesloten gebied (“Mittelafrika”) veroveren, van de Atlantische tot de Indische Oceaan.
Het Septemberprogramma laat zien dat Duitsland niet op zoek was naar een klein compromis. Het was geen “verdedigingsoorlog”. Het was een offensief plan voor totale Europese overheersing.
Het Plan: Naumanns Mitteleuropa (1915)
De belangrijkste blauwdruk kwam van Friedrich Naumann. Zijn idee was om alle landen van Midden-Europa in één economische zone te dwingen, met Duitsland als baas. Het doel was om een zelfvoorzienend, supersterk Duits blok te maken dat kon opboksen tegen grootmachten als het Britse Rijk. In de praktijk kwam het hierop neer: eerst hun economieën inpalmen, daarna hun politiek controleren.
De Voorbeeld-Vrede in het Oosten
Toen Rusland in 1917 door revolutie uit de oorlog viel, kreeg Duitsland de kans om het plan uit te voeren. In de Vrede van Brest-Litovsk (1918) kneep Duitsland Rusland financieel en territoriaal volledig uit. Duitsland maakte van grote Russische gebieden (zoals Oekraïne en de Baltische staten) marionettenstaten. Deze staten moesten hun graan en grondstoffen aan Duitsland leveren (zie je hier de parallellen met de huidige oorlog in Oekraïne?). Ook al is de situatie gecompliceerder), was dit “Mitteleuropa” in het klein: Duitsland had nu een bufferzone van controleerde landen in het oosten die haar machtige industrie van voedsel en grondstoffen voorzagen.
Wat dit laat zien is dat het idee van Mitteleuropa niet langer een droom van dichters was, maar een concreet oorlogsdoel van generaals, industriëlen en politici. Het was een plan om van Midden- en Oost-Europa een door Duitsland gedomineerd economisch rijk te maken. Het was de eerste praktische demonstratie van het Duitse Mitteleuropa–imperialisme.
Ja, imperialisme!!
De twee wereldoorlogen zijn uitgebroken door Duits expansionisme/ imperialisme, maar elk in een andere vorm. Dus niet door het nationalisme.
Interbellum (1919-1933): Trauma, Revanche en Radicalisering
De nederlaag in WOI en het Verdrag van Versailles (1919) leken het concept te begraven, maar het leefde ondergronds verder. Het verdrag maakte Duitsland kleiner, zwakker en omringd door een herstelde staat – Polen en een nieuwe staat – Tsjechoslowakije. Voor Duitse nazi’s was dit een onnatuurlijke schending van het organische Duitse invloedsgebied.
Voor de Duitse imperialisten voelde de herstelde staat Polen als een nieuwe staat. Waarom? Want voor hen speelde er een andere logica.
Ten eerste, Polen kwam precies tussen Duitsland en het oosten te liggen, waardoor de Duitse invloed werd afgesneden. Ten tweede, er woonden Duitsers. Gebieden zoals Posen (Poznań) kwamen nu bij Polen, maar hadden veel Duitse inwoners. Dit vonden Duitse imperialisten onacceptabel. Het werd gezien als een schending van het Pan-Germaanse principe. Ten derde, het voelde als een vernedering. De Poolse Corridor” die Polen toegang tot de zee gaf, sneed Oost-Pruisen af van de rest van Duitsland. Dat Oost-Pruisen nu een buitenland was, voelde als een nationale amputatie. Ten slotte, het blokkeerde de Duitse droom. Een sterk, onafhankelijk Polen was het beste verdedigingsmiddel tegen het Duitse plan om Midden-Europa te domineren (Mitteleuropa). Zolang Polen bestond, kon dat plan niet slagen.
Deze vier punten maken duidelijk dat het conflict geen simpel grensgeschil was. Polens bestaan was, in de ogen van Duitse imperialisten en nazi’s, een fout die gecorrigeerd moest worden. Deze vijandige perceptie, gevoed door het trauma van Versailles en de oude Mitteleuropa-ambities, was de directe voedingsbodem voor het revanchisme. Het maakte Polen niet toevallig, maar logischerwijs tot het eerste militaire doelwit van Hitlers Derde Rijk in 1939. De aanval was geen improvisatie; het was de uitvoering van een logica die al twintig jaar in Duitse nationalistische kringen had geleefd.
De Duitse motivatie voor de Tweede Wereldoorlog was dus niet alleen imperialistisch maar ook revisionistisch.
Tweede Wereldoorlog: De Nazi’s wilden een rassen-oorlog
Het wraakzuchtige Mitteleuropa-idee uit de jaren ’20 kreeg een extreem opvolger: de nazi’s. Hitler en de nazi’s vonden het oude plan voor een economisch Midden-Europa niet hard genoeg. Daarom verwierpen ze het. In plaats daarvan kozen ze voor iets veel ergers: de Lebensraum-ideologie (leefruimte). Dit was de laatste, monsterlijke verandering: niet langer streven naar economische macht, maar naar een rassen-oorlog voor vernietiging en landroof.
Lebensraum als genocidaal kolonisatieproject
Het nazi-plan was een oorlog gebaseerd op racisme. Het betekende: de Slavische bevolking (zoals Polen en Russen) moest systematisch worden verjaagd, tot slaaf gemaakt of vermoord. Daarna zou het vrijgekomen land worden gevuld met Duitse boeren. Het doel was niet handel drijven, maar het stichten van een “zuiver” Duits landbouwkolonie, een racistisch superrijk.
Het resultaat
Het directe resultaat was de Holocaust en een oorlog van ongekende wreedheid in Oost-Europa. De romantische droom van een Duitse cultuurruimte in het hart van Europa had, via een weg van imperialisme en wraak, zijn uiteindelijke, catastrofale einde bereikt.
Europese Unie als vervolg van het Mitteleuropa concept
Als we de geschiedenis van Mitteleuropa volgen – van romantische droom, naar oorlogsdoel van het Keizerrijk, naar nazi-Lebensraum, tot het moderne Europa – zien we een ongemakkelijke rode draad.
De vorm veranderde, de essentie bleef
Het geweld en de racistische waanzin van de nazi-tijd zijn gelukkig voorbij. Maar het diepere verlangen van een sterk, centraal Duitsland om de politieke en economische ruimte om zich heen naar zijn hand te zetten, heeft overleefd. Het heeft een nieuwe, vreedzame en uiterst succesvolle vorm gevonden: de Europese Unie.
Hier wordt niet meer met granaten veroverd, maar met verdragen. Er worden geen volkeren verdreven, maar markten geopend en bevolking tot financiële slaven gemaakt. De hegemonie is niet militair, maar bureaucratisch, juridisch en monetair.




