Tegenwoordig denken we vaak: samenlevingen worden sterker door culturele diversiteit. Maar wat als het mengen van culturen niet leidt tot harmonie, maar juist tot chaos en moreel verval? Dit was het ongemakkelijke waarschuwing van een Poolse historicus. Zijn werk werd lang vergeten, maar klinkt nu verrassend actueel.
Feliks Koneczny (1862-1949),is in het Westen weinig bekend. Hij bedacht een theorie over beschavingen. Zijn kernidee: verschillende beschavingen kunnen niet samenleven in één land. Volgens hem is een samenleving die volgens de regels van twee of meer beschavingen probeert te leven, gedoemd. Het leidt tot innerlijke tegenstellingen, zwakke instituties en uiteindelijk chaos. Voor hem was een beschaving geen oppervlakkige verzameling gewoontes. Het was een hard systeem van eigen wetten, eigen ethiek (wat is goed en kwaad) en eigen ideeën over de waarheid.
In onze huidige discussies over integratie en identiteit heeft Koneczny een harde conclusie. Volgens hem is het probleem niet dat culturen naast elkaar leven. Het probleem is dat we proberen om fundamenteel verschillende leefwijzen met elkaar te combineren. Zijn ideeën komen voort uit het verdeelde Midden-Europa van zijn tijd. Ze vormen een uitdaging voor het moderne multiculturalisme en helpen om de spanningen in het Europa van vandaag beter te begrijpen.
Dit artikel gaat over Feliks Koneczny. We kijken naar drie dingen: wie was deze denker? Wat is de kern van zijn theorie over “beschavingschaos”? Waarom wordt zijn werk nu weer belangrijker, terwijl zijn ideeën zo controversieel zijn? Vooral in een tijd waarin we ons afvragen hoe ver tolerantie kan gaan en wat een samenleving eigenlijk bij elkaar houdt
De man en zijn tijd – Waarom een Poolse historicus een beschavingstheorie ontwikkelde
Feliks Koneczny (1862-1949) was geen abstracte theoreticus. Zijn ideeën kwamen rechtstreeks voort uit de pijnlijke geschiedenis van Midden-Europa. Hij leefde in een zeer onrustige tijd: hij werd geboren in een Polen dat al een eeuw opgedeeld was tussen Rusland, Pruisen en Oostenrijk. Hij stierf in het vroege communistische tijdperk, na twee wereldoorlogen te hebben meegemaakt.
De belangrijkste vraag in zijn werk was concreet en levensgroot: Hoe kan een volk, een cultuur of een beschaving overleven in een tijd van overheersing, extreme ideologieën en moreel verval?
Zijn antwoord kwam voort uit drie persoonlijke en intellectuele ervaringen:
Koneczny zag Polen niet als een normaal land. Hij zag het als een kruispunt waar culturen botsen. Uit het oosten kwam de druk van het Russische, autoritaire imperialisme. it het westen kwam de druk van het Duitse, militaristische bureaucratische systeem. Voor hem was de Poolse strijd voor onafhankelijkheid daarom niet alleen politiek. Het was een cultuurstrijd: een gevecht om de Poolse, katholieke identiteit te beschermen tegen vernietiging door vreemde culturen.
Als historicus bestudeerde Koneczny de val van grote rijken, zoals het Romeinse en Byzantijnse Rijk. Zijn conclusie: ze gingen niet primair ten onder door externe vijanden, maar door innerlijke culturele chaos. Die chaos kwam door:
– Moreel relativisme (geen duidelijke goed/fout meer).
– Het verlies van een duidelijke waardenschaal.
– Het mengen van onverenigbare rechtssystemen en wereldbeelden.
Deze les uit het verleden paste hij toe op zijn eigen tijd.
Totalitaire ideologieën bevestigden zijn angst: De opkomst van communisme en nazisme bevestigde wat Koneczny het ergste vreesde. Hij zag deze systemen niet als nieuw, maar als een moderne vorm van de oude Byzantijnse cultuur. Deze vorm draaide om:
– Absolute staatsmacht.
– Het onderwerpen van álles aan één ideologie.
– Het vernietigen van het individu voor het collectief.
Voor hem waren de Tweede Wereldoorlog en de Sovjet-overheersing daardoor niet zomaar oorlogen. Het was de ultieme botsing tussen beschavingen in Europa. De botsing was tussen het Latijnse model (zelfs in zijn verzwakte staat) en het Byzantijnse model in zijn nieuwe, seculier-totalitaire gedaantes. Voor Koneczny was de 20e eeuw in Europa vooral deze beschavingsstrijd.
Kortom, Koneczny’s theorie was een overlevingsplan en een waarschuwing. Hij probeerde de onzichtbare krachten te begrijpen die landen kapot maken. Hij deed dit door te kijken naar de diepste culturele en morele fundamenten van een samenleving. Hij wilde een soort “wetenschap van de beschaving” maken. Een gereedschap om te meten of een samenleving gezond is, en om haar sterker te maken tegen wat hij zag als het grootste gevaar: niet een militaire nederlaag van buitenaf, maar het morele en culturele verval van binnenuit
Zijn theorie was daarom niet alleen geschiedenis. Het was ook politiek en een waardeoordeel. Het was een oproep aan Polen – en aan het Westen – om hun christelijke fundament terug te vinden, te zuiveren van invloeden van andere culturen, en zichzelf moreel en institutioneel sterker te maken. Alleen zo konden ze volgens hem de chaos van de 20e eeuw overleven.
De kern van de theorie – De vijf wetten en de onverenigbaarheid van beschavingen
Koneczny’s theorie is geen losse ideeën. Het is een strak systeem, gebouwd op basisregels. De kern is een simpel maar radicaal idee: beschavingen kunnen niet mengen zonder dat het rampzalig afloopt.
Dit zijn de basisregels van die stelling.
De vijf fundamentele wetten van de beschaving
Volgens Koneczny wordt het functioneren van elke beschaving beheerst door vijf onwrikbare wetten:
De wet van de onverenigbaarheid: Dit is de belangrijkste regel. Geen enkele samenleving kan gezond en blijvend leven volgens de regels van twee of meer beschavingen. Ze kan het proberen (bijvoorbeeld Romeins recht mengen met stamrecht), maar het gevolg is innerlijke tegenstelling, verwarrende wetten en morele chaos. Er kan geen goede mix ontstaan. Uiteindelijk zal de ene beschaving de andere overheersen, of de samenleving stort in.
De wet van de eigen moraal: Elke beschaving wordt bepaald door haar eigen antwoord op de vraag “Wat is goed?”. Haar moraal zit in alles: recht, economie, kunst en familie. De Latijnse moraal is persoonlijk, gebaseerd op individuele verantwoordelijkheid. De Byzantijnse moraal is collectief, gericht op het belang van de staat.
De hiërarchische ordening van de vijf categorieën van Zijn: Elke beschaving rangschikt de vijf fundamentele menselijke waarden op haar eigen manier.
Deze categorieën zijn:
– Welzijn (het materiële, economische)
– Waarheid (het intellectuele, wetenschappelijke)
– Goedheid (het morele, ethische)
– Gezondheid (het biologische, lichamelijke)
– Schoonheid (het esthetische, artistieke)
Het belangrijkste punt: In een gezonde beschaving moet de volgorde altijd zijn: goedheid (de moraal, wat goed en fout is) staat bovenaan. Daaronder komt waarheid (kennis, feiten). Onderaan staat welzijn (rijkdom, comfort, macht). Als deze volgorde omdraait – als Welzijn of iets anders zoals een rassenideologie het belangrijkste wordt – dan is de beschaving verdorven en op weg naar ondergang.
Het welzijn kan voortvloeien uit waarheid en goedheid. Het is een indirect en niet-garandeerd gevolg. Het is een mogelijke uitkomst, geen doel op zich.
De wet van de eenheid: Uit de eigen moraal van een beschaving volgen overal dezelfde methodes. Dit zie je terug in: recht, wetenschap, politiek en kunst. Byzantijnse wetenschap dient het staatsbelang. De waarheid is wat de staat zegt dat waar is. Latijnse wetenschap (in theorie) is een vrije zoektocht naar de waarheid, los van staatsmacht.
De wet van de spirituele kern: Koneczny zegt dat religie en beschaving niet precies hetzelfde zijn. Er zijn bijvoorbeeld verschillende christelijke beschavingen. Maar hij erkent wel: religie is de allerbelangrijkste vormende kracht. Het geeft een bovennatuurlijke basis voor de moraal en de rangorde van waarden. Als een samenleving deze gedeelde spirituele basis verliest, begint de beschaving volgens hem af te brokkelen.
Het dramatische gevolg: dualisme versus monisme
Deze wetten culmineren in wat Koneczny ziet als de grootste scheidslijn tussen beschavingen: dualisme versus monisme.
Dualistische beschavingen (zoals de Latijnse): Zij maken een heel duidelijk verschil tussen goed en kwaad, gebaseerd op een hogere, goddelijke morele wet. Ze scheiden ook kerk en staat. Deze schepping zorgt voor ruimte voor individuele vrijheid, debat en vooruitgang.
Monistische beschavingen (zoals de Byzantijnse en totalitaire): Zij erkennen geen hogere morele wet boven de staat of de heersende ideologie. Goed is wat het staatsbelang dient; kwaad is wat het ondermijnt. Alle macht (religie, recht, economie) valt onder één opperste autoriteit. Dit leidt tot absolutisme, conformiteit en stagnatie.
Voor Koneczny is een beschaving dus een allesomvattend, gesloten systeem van leven. Het probeert overal dezelfde logica te volgen. Het mengen van twee van zulke systemen in één land is als twee verschillende rekensystemen in één som proppen: dat leidt gegarandeerd tot fouten en instorting. De moderne chaos tussen culturen is volgens hem het directe gevolg van het negeren van deze eerste en belangrijkste regel.
De kaart van de wereld – Koneczny’s indeling van beschavingen
Koneczny paste zijn regels toe op de echte geschiedenis. Zo maakte hij een gedetailleerde en vaak uitdagende wereldkaart van beschavingen. Hij zag ze niet als starre blokken, maar als bewegende krachten die steeds botsen en strijden. De geschiedenis was voor hem een strijdperk tussen beschavingen.
De hoofdrolspelers
Beschaving: Latijnse
Kernprincipe/ ethiek: dualisme & personalisme. Het Goede is een transcendente, universele wet. Het individu (persoon) met rechten en verantwoordelijkheden staat centraal.
Kenmerkende instellingen: Scheiding Kerk-Staat, privaatrecht, subsidiariteit, scholastieke methode, contractuele overeenkomsten.
Historische/Uitstralingsgebied (volgens Koneczny): Polen, Italië, Frankrijk, Ierland, het katholieke deel van het historische Gemenebest. Invloedssfeer: Midden-Europa (Tsjechië, Hongarije, Kroatië), Iberisch Schiereiland, later Latijns-Amerika.
Beschaving: Byzantijnse
Kernprincipe/ ethiek: monisme & collectivisme. Het Goede is wat de Staat (of de Heerser) dient. Geen hogere morele instantie. Alles is onderworpen aan één opperste autoriteit.
Kenmerkende instellingen: Caesaropapisme (staatscontrole over kerk), almachtige bureaucratie, publiekrecht, geheime politie, propagandistische kunst.
Historische/Uitstralingsgebied (volgens Koneczny): Byzantijnse Rijk, Rusland (vanaf Moskovië), Wit-Rusland, Oekraïne, Bulgarije, Servië. Invloed: Orthodoxe wereld. Koneczny zag het communisme als de seculiere, moderne voortzetting ervan.
Beschaving: Joodse
Kernprincipe/ ethiek: eeuwigheidswet. Het Goede is de strikte naleving van de goddelijke wet, die alle aspecten van het leven regelt voor het uitverkoren volk.
Kenmerkende instellingen: Autonome religieuze gemeenschap, Talmoedisch onderwijs, tribale solidariteit, messiaanse verwachting.
Historische/Uitstralingsgebied (volgens Koneczny): Geen territorium in de klassieke zin, maar een beschaving als gemeenschap binnen andere beschavingen (diaspora).
Beschaving: Arabische
Kernprincipe/ ethiek: theocratisch monisme. Het Goede is de volledige onderwerping (islam) aan de wet van God (sharia), die tegelijk religieus, juridisch en politiek is. Geen scheiding tussen geestelijk en wereldlijk.
Kenmerkende instellingen: theocratie, shariarecht, jihad.
Historische/Uitstralingsgebied (volgens Koneczny): Arabisch Schiereiland. Historische expansie: Midden-Oosten, Noord-Afrika, delen van Spanje, Balkan (Ottomaanse Rijk), Perzië, Centraal-Azië.
Beschaving: Brahmaanse
Kernprincipe/ ethiek: hiërarchische reinheid (kastenstelsel). Het Goede is het handhaven van de kosmische en sociale orde (dharma) via rituele reinheid en strikte scheiding der kasten (varna’s).
Kenmerkende instellingen: Kastenstelsel met onaanraakbaren, Brahmanen-priesters als hoogste autoriteit, cyclisch tijdsbesef.
Historische/Uitstralingsgebied (volgens Koneczny): Indisch subcontinent (vooral hindoeïstische gebieden).
Beschaving: Turkse
Kernprincipe/ ethiek: militaire organisatie & tribalisme. Het Goede is trouw aan de stam en de ethos van de krijgers. De staat is een oorlogsmachine en plunderinstrument.
Kenmerkende instellingen: Nomadisch of semi-nomadisch militarisme, sterke hiërarchie gebaseerd op prestige van krijgers.
Historische/Uitstralingsgebied (volgens Koneczny): Steppenrijken van Centraal-Azië (Hunnen, Mongolen, Seltsjoeken, Ottomaanse militair apparaat). Koneczny scheidt deze van de Arabische religieuze beschaving, hoewel ze vaak samenwerkten.
De essentiële Europese breuklijn: Latijns vs. Byzantijns
Voor Koneczny was de Europese geschiedenis in de eerste plaats het verhaal van de botsing tussen deze twee beschavingen. Voor hem waren de rivieren de Elbe en de Leitha geen gewone grenzen, maar scheidslijnen tussen beschavingen.
Rusland was voor hem het perfecte voorbeeld van de Byzantijnse wereld. Vanaf het Kievse Rijk, via de Mongoolse overheersing (die hij zag als een versterking van despotisme), tot de alleenheerschappij van de tsaren en het Sovjet-totalitarisme: het bleef hetzelfde systeem. Moskou was voor hem het “Derde Rome” in de slechtste betekenis: een centrum van absolute, alles overheersende staatsmacht.
Duitsland was volgens hem een gevaarlijke hybride en het beste bewijs voor zijn regel dat beschavingen niet kunnen mengen. Het land had een westerse, christelijke basis. Maar vanaf de 18e eeuw (vooral in Pruisen) nam het steeds meer principes over van het oosterse, autoritaire systeem: absolute staatsmacht, een almachtige bureaucratie en het onderwerpen van alles aan de staat (militarisme, later het nazisme). Deze innerlijke tegenstrijdigheid verklaarde volgens hem de agressieve en onstabiele aard van de Duitse politiek.
De voorspelling van “chaos” – waar Koneczny voor waarschuwde
Volgens Koneczny kan een land niet goed functioneren als het twee totaal verschillende culturele systemen in zich heeft. Dan ontstaat er een chaos.
Hoe komt die chaos eruit te zien?
Tegenstrijdige regels: Welke wetten gelden er? Bijvoorbeeld: de westerse wet die zegt dat iedereen een individu is, óf een groepsrecht dat zegt dat een hele familie verantwoordelijk is voor wat één persoon doet. Gelijkheid voor iedereen, óf speciale regels voor een bepaalde geloofsgroep. Er is geen duidelijke richtlijn meer.
Vage moraal: Wat is nog goed of fout? Dat wordt niet meer bepaald door vaste morele principes, maar door wat handig is, wie de macht heeft, of door het argument “zo doen zij dat nu eenmaal”. Hij noemde dit: een samenleving zonder duidelijke waarden.
Tegenstrijdige instituties: Verschillende delen van de overheid gaan tegen elkaar in werken. Het onderwijs leert kinderen bijvoorbeeld om zelfstandig te denken, maar het rechtssysteem wordt steeds autoritairder en onderdrukt kritiek. Deze interne strijd maakt de staat zwak en traag.
De prijs van chaos: verval of dictatuur
Koneczny dacht dat de chaos maar twee mogelijke eindes heeft:
Verval en ondergang: De samenleving wordt zwakker. Mensen gaan zich alleen nog identificeren met hun eigen kleine groep. Het geboortecijfer daalt. Uiteindelijk sterft de beschaving langzaam uit.
Een nieuwe dictatuur: Uit de chaos komt een roep om “harde hand”. Een sterke leider grijpt de macht en legt één nieuwe waarheid en één nieuw systeem voor iedereen op – een nieuwe dictatuur. Die maakt met geweld een einde aan alle tegenstellingen.
Waarom is zijn waarschuwing belangrijk?
Koneczny’s idee over chaos is een alarmistisch, conservatief verhaal over hoe samenlevingen uit elkaar kunnen vallen. Het is een oproep aan een cultuur om:
– Zelfvertrouwen te hebben.
– Duidelijke grenzen te stellen.
– Één sterke, gezonde culturele kern te behouden.
Alleen dan kan een samenleving volgens hem vrij, ordelijk en succesvol zijn.
Kritiek en controverse – waarom Koneczny omstreden is
Koneczny zag zijn theorie terugkomen in twee belangrijke momenten.
De val van het Romeinse Rijk: Die kwam niet alleen door vijandelijke legers. Het rijk nam steeds meer verschillende volken op met hun eigen regels en gewoonten, maar dwong hen niet om écht Romeins te worden. Hierdoor raakte het rijk innerlijk verdeeld en moreel verzwakt. Het werd een chaos van culturen.
Communisme en fascisme: Dit was voor hem het grote voorbeeld uit zijn eigen tijd. Hij zag communisme niet als iets nieuws, maar als een moderne, godsdienstloze versie van de oude Byzantijnse beschaving. Toen de Sovjet-Unie Midden-Europa overnam, zag hij dat niet als een normale oorlog, maar als een aanval van de ene beschaving op de andere. De Byzantijnse manier van leven werd met geweld opgelegd aan de westerse landen, wat tot enorme chaos en leidde.
De erfenis – waarom Koneczny vandaag (weer) gelezen wordt
Koneczny is al lang dood, maar mensen die hem volgen passen zijn theorie toe op de moderne wereld. Zij zeggen dat de chaos die hij voorspelde nu op deze manieren te zien is.
Multiculturalisme: Als een land actief twee heel verschillende leefsystemen gelijk behandelt – zoals een seculiere westerse levensstijl naast een streng religieuze – dan krijg je volgens hen problemen. Mensen gaan in aparte groepen leven met verschillende regels en loyaliteiten, wat tot conflicten en een gebroken samenleving leidt.
De zwakke nationale staat: De natiestaat hoort een duidelijke cultuur te beschermen. Maar als organisaties zoals de EU of grote internationale bedrijven de macht van de landen overnemen, ontstaat er een machtsleegte. Die leegte wordt dan opgevuld door andere groepen, wat chaos veroorzaakt.
Het idee dat “alles relatief is”: De populaire gedachte dat waarheid en waarden alleen maar afhangen van cultuur of macht – maakt volgens zijn volgelingen de chaos erger. Als er niets meer “objectief goed” is, kan er ook geen sterke, leidende cultuur meer bestaan. Alles mag dan, en de samenleving verliest haar richting.
Europa weet niet meer wie het is: Europa is zijn christelijke wortels vergeten. Dit, samen met bevolkingsveranderingen en een gebrek aan zelfvertrouwen, maakt het continent zwak en verdeeld. Het kan daardoor zijn eigen grenzen en manier van leven niet goed meer verdedigen.
Een profeet voor onze tijd?
Het werk van Feliks Koneczny stelt een ongemakkelijke vraag die nu steeds belangrijker wordt: Wat houdt een samenleving bij elkaar als niemand nog dezelfde waarheid gelooft? Zijn antwoord was radicaal en onvermurwbaar: alleen een sterke, zuivere en actief beschermde culturele kern kan chaos en uiteindelijk ondergang voorkomen.
Of je hem nu ziet als een scherpe analist of een starre doemdenker, zijn theorie geeft een sterk kader om huidige spanningen te begrijpen. Angst voor “cultureel uiteenvallen”, de felheid van het debat over immigratie en identiteit, en het verlangen naar nationale soevereiniteit en traditie – dit alles past precies in Koneczny’s waarschuwing voor beschavingschaos. Voor velen is hij daarom een vergeten profeet die nu actueler is dan ooit, een denker die de ziekte van het moderne Westen al tientallen jaren geleden doorzag.
Zijn theorie is niet primair een kritiek op diversiteit op zich, maar op het ontbreken van een sterke, zelfverzekerde culturele kern die de nieuwkomers actief kan en wil opnemen (assimileren) volgens haar eigen regels.
Koneczny’s visie: “Opname, geen menging”
Voor Koneczny was het ideale scenario niet isolatie, maar assimilatie binnen de dominante beschaving. De gastheerbeschaving moet:
Zichzelf zeer sterk en aantrekkelijk weten: Ze moet overtuigd zijn van de superioriteit van haar eigen ethiek, rechtssysteem en wereldbeeld.
Een duidelijk “aanbod” hebben: Ze moet de nieuwkomer actief een nieuw thuis, een nieuwe identiteit en duidelijke regels aanbieden (bijv. het Romeinse burgerschap, het Latijnse christendom).
De transformatie eisen: De migrant moet zijn oude cultuur thuis of privé achterlaten en zich publiekelijk en volledig schikken naar de cultuur van het gastland. Het is een keiharde, eenzijdige culturele overgave. Het doel is niet een “nieuwe, gemengde identiteit”, maar de volledige absorptie van de migrant in een bestaande, onveranderlijke cultuur (volgende de eerste wet van de onverenigbaarheid).
Het gevaar ontstaat volgens Koneczny pas wanneer:
– De gastheerbeschaving te zwak, onzeker of zelfhatend is om dit aanbod te doen.
– Zij tolerantie verwart met neutraliteit en stopt met het verdedigen en uitdragen van haar eigen kernwaarden.
– Zij officieel ruimte schept voor parallelle rechtssystemen en ethische codes (bijv. religieus familierecht naast civiel recht).
“Tolerantie verwarren met neutraliteit” betekent dat een samenleving stopt met het positief uitdragen en verdedigen van haar eigen kernwaarden, uit angst om “intolerant” te lijken. In plaats van een actieve houding aan te nemen (“dit is wie wij zijn en waar wij voor staan”), kiest men voor een passieve, neutrale houding (“iedereen mag zijn eigen waarheid hebben, de overheid kiest geen kant”).
Tolerantie (actief): “Ik vind jouw opvatting diepgaand anders of zelfs verkeerd, maar ik verdedig jouw recht om die te hebben en te uiten, binnen de grenzen van onze gemeenschappelijke regels.” Dit vereist een sterk eigen standpunt vanwaaruit je kunt “tolereren”. Het is een keuze.
Neutraliteit (passief): Er is geen ‘wij’ met gemeenschappelijke waarden. De overheid en de publieke ruimte moeten leeg en kleurloos zijn, zodat niemand zich buitengesloten voelt. Dit leidt tot een situatie waarin geen enkele waarde of norm nog leidend is. Alles mag, en de samenleving verliest haar vaste richting.
Dit leidt tot de gevreesde “beschavingschaos”: een samenleving zonder leidend moreel kompas, waar groepen naast elkaar bestaan zonder gedeelde fundamenten.
Waarom is dit volgens Koneczny gevaarlijk?
Het ondermijnt sociale cohesie: er is geen duidelijk “wij” meer om je aan te verbinden.
Het maakt assimilatie onmogelijk: waar moet een nieuwkomer zich in assimileren als de gastcultuur geen duidelijk aanbod meer doet?
Het leidt tot de dictatuur van de kleinste gemene deler: de publieke ruimte wordt leeg en zielloos, of wordt juist overgenomen door de groep met de sterkste, minst tolerante overtuiging, omdat er geen weerwoord meer is.
Het is een teken van beschavingszwakte: Een gezonde beschaving is trots op en overtuigd van haar eigen waarden, en draagt die uit.
Kortom, echte tolerantie vereist moed en een eigen sterke identiteit.
Door die identiteit op te geven voor een vaag “neutraliteit”, ontneem je een samenleving haar bindmiddel en haar vermogen om nieuwkomers een duidelijk perspectief te bieden. Dat is precies het hedendaagse Europese dilemma.
Onaangename spiegel
Feliks Koneczny’s theorie is als een harde, onaangename spiegel. Je wilt er soms niet in kijken, maar het beeld blijft je bij. Of je zijn werk nu ziet als een belangrijke waarschuwing of als star dogma, zijn vragen blijven actueel in een tijd vol discussies over identiteit en cultuur.
Zijn oplossing – dat een cultuur sterk en zelfverzekerd moet zijn en nieuwkomers actief moet opnemen – vinden veel mensen vandaag niet realistisch of zelfs gevaarlijk. Het voelt als dwang en doet geen recht aan hoe complex identiteit is.
Toch laat zijn theorie wel één ding pijnlijk duidelijk zien: een samenleving die te bang is om te laten zien waar ze voor staat, uit angst voor onpartijdigheid, verliest uiteindelijk zijn richting.
Koneczny stelt ons dus voor de belangrijkste vraag: Wat is het vaste fundament – het duidelijke ‘thuis’ – dat wij kunnen bieden, aan onszelf (aan nieuwe Nederlanders en nieuwe Polen) en aan onze kinderen? Zolang we daar geen goed antwoord op hebben, blijft die ongemakkelijke spiegel voor ons staan. We blijven kijken naar onze eigen onzekere reflectie.





